Wanneer voor het eerst Zwitsers als militairen in de Lage Landen dienst doen is niet met zekerheid te vermelden.1) De bijdrage van Zwitserse militairen aan de vrijheidsstrijd van de Noordelijke Nederlanden over de periode 1567-1609 beperkt zich tot enkele gereformeerde vendels, die echter zonder toestemming van de Zwitserse overheid aan Staatse zijde vochten.2) In 1598 is er sprake van vier compagnieën Zwitsers, afkomstig uit de dienst van de Franse koning, in totaal 1000 man. In 1600 zijn het vijf compagnieën Zwitsers die onder Prins Maurits optreden in de slag bij Nieuwpoort. In 1603 wordt de aanwezigheid van Zwitserse eenheden in het Staatse leger niet meer vermeld.3) In de zeventiende eeuw namen de Staten-Generaal -als de gelegenheid daar was- Zwitserse eenheden over van andere "broodheren". Dit waren dan meestal Duitse aanvoerders. Tot het einde van de 17e eeuw waren er geen Zwitserse regimenten, doch werden de Zwitserse compagnieën te velde ingedeeld bij Duitse regimenten. De betekenis van de Zwitsers als militairen moge blijken uit het feit dat in 1628 in het canton Bern door Hans Ludwig von Erlag een reorganisatie van de Bernse troepen doorgevoerd werd. Deze troepen werden opgedeeld in 66 compagnieen, elk 200 man sterk. De Staten-Generaal en de Zwitserse Bond onderhielden al vrij vroeg relaties. Deze relaties waren ontstaan door de steun, die de Staten-Generaal aan de Waldenzen in Piemont gaf.4) Peter van Brederode was de eerste gezant van de Staten-Generaal bij de evangelische steden en Genève (1602-1605); na het Twaalfjarig Bestand was hij er wederom (1623).5) Daarna stuurden de Staten-Generaal de burgemeester van Wageningen, Rudolph van Ommeren, naar Zwitserland. Vanaf het midden van de 17e eeuw is de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën min of meer permanent bij de Zwitserse "Eidgenossenschaft" en Graubünden vertegenwoordigd. De Duitse regimenten, waarin de Zwitsers in de zeventiende eeuw dienden, moesten op sterkte gehouden worden. Daartoe werden, zowel in Zwitserland als in de Duitse gebieden, vrijwilligers geworven, waardoor naast Zwitsers ook lieden van andere nationaliteiten in deze compagnieën dienst deden. Aangezien er een vrij groot aantal Zwitsers in Franse krijgsdienst was, probeerde de gezant van de Republiek de regering van Graubünden over te halen, de Bündner compagnieën op te roepen voor "thuisdienst". De hoofdreden was: Frankrijk was Rooms-Katholiek, terwijl de Republiek en Graubünden dit niet waren. Tijdens de oorlog met Frankrijk (1666-1668) trachtten de Hoogmogenden 3000 man troepen te werven. Hoewel de conferentie te Brugg op 19 december 1665 ingestemd had met het werven van Zwitsers, gebeurde er niets! Op deze conferentie werd men het er over eens, dat Zwitsers geen dienst mochten doen op de Staatse oorlogsschepen. De werving bleef voorlopig rusten, omdat na de vrede van Aken (2-5-1668) geen troepen meer nodig waren. In 1603 had de Franse koning met de "Eidgenossen" een militair verdrag gesloten. Dit verdrag werd in 1663 hernieuwd. In 1672 brak de tweede oorlog tussen de Republiek en Frankrijk uit. Louis XIV had 6000-16.000 man Zwitsers geworven voor defensieve doeleinden en als "instructeurs". Dit waren 6 regimenten plus een garderegiment. Op Staatse zijde konden geen Zwitserse troepen ingezet worden. Trouwens, wanneer de Staten-Generaal troepen hadden kunnen werven, konden die toch alleen maar in de gereformeerde en/of niet-katholieke plaatsen in de "Eidgenossenschaft" geworven worden, waartoe overigens de regeringen hun toestemming moesten verlenen. Om de toestemming tot deze wervingen te kunnen verlenen moest er een aanleiding bestaan. Deze aanleiding verschafte Louis XIV zelf! | 171 |
Louis XIV legde de tractaten met de Zwitsers op eigen manier uit: zo werden de Zwitsers, die voor defensieve taken aangeworven waren, voor offensieve doeleinden ingezet. Tot de Franse bezettingstroepen van de Republiek behoorden in 1672/1673 vier regimenten Zwitsers. Hun generaal, Jan Peter Stupa -een Grison- was stadscommandant van Utrecht! Verder lieten de Fransen de gereformeerde Zwitsers strijden tegen de gereformeerde Republiek der Zeven Verenigde Provinciën. Louis XIV annexeerde bij de Vrede van Nijmegen (1679) de vrije graafschap Bourgondië. Dit gebied -sedert 1478 in het bezit van de Habsburgers- was sedert 1522 verbonden met de "Eidgenossenschaft". Hierdoor behoorde het gebied tot de invloedssfeer van Bern, welk kanton uit dit gebied zout betrok. De constructie van de vesting Hüningen -voor de poorten van Basel- en de verovering in 1681 van Straatsburg -een stad verbonden met Zürich en Bern- deden de verhouding tussen Frankrijk en de Zwitserse kantons verder verslechteren. Tenslotte werd in 1685 het Edict van Nates herroepen. De voor de Republiek nadelig verlopen veldslagen bij Fleurus (1690), Steenkerken (1692) en Neerwinden (1693) werkten er aan mede dat, vooral de gereformeerde steden Bern en Zürich, de steun aan Frankrijk beëindigden. De pogingen van de Staten-Generaal om op continue basis Zwitserse troepen te werven, die in 1665-1671 begonnen waren, werden nu met succes bekroond. Zo wist de Hollandse gezant Valckenier op 10 april 1693 met de "Eidgenossenschaften" en op 13 mei 1693 met Graubünden overeenkomsten aan te gaan, waardoor met deze werving een aanvang gemaakt kon worden. Te Basel was reeds in 1692 door Jakob Seguin een compagnie militairen aangeworven, hetgeen door de magistraat oogluikend werd toegestaan, terwijl ook te Zürich een regiment aangeworven werd (17-3-1693). De officieel toegestane wervingen voldeden aan zorgvuldig opgestelde verdragen over sterkte, soldij, etc. Enkele bepalingen: Het regiment uit Graubünden bestaat uit 1600 man, verdeeld over twee bataillons van elk 4 compagnieën. Er mogen geen desertuers geworven worden van Franse, Hollandse, Engelse of Spaanse herkomst. Te velde kan iedere compagnie een marketender hebben. Voorts werd bepaald, dat de Zwitserse troepen alleen ter verdediging van de Republiek ingezet worden. Hieraan is echter niet altijd de hand gehouden: de troepen werden veelvuldig belast met offensieve taken. Dat de Grisons al in 1693 een verdrag sloten met de Republiek berustte voornamelijk op de sympathie van de synode van de Zwitserse gereformeerde kerken voor de koning/stadhouder Willem III. Reeds in 1690 had de synode haar bewondering voor deze koning geuit als: de machtige beschermer van de christelijke religie. Ook de inspanningen van dominee Johann Leonardi mogen niet onvermeld blijven.6) Na de Vrede van Rijswijk (20-9-1697) werd het regiment Grisons gereduceerd tot 600 man, of vier compagnieën.7) Van Staatse zijde verwachtte men niet snel weer oorlog! Toch is de reductie van het aantal Zwitserse militairen slechts van korte duur geweest. Reeds in 1697 kwam de luitenant-generaal Jean de Saccony uit het canton Waadt in Staatse dienst. Hij commandeerde een regiment uit Savoije, dat en bloc in Staatse dienst was overgegaan.8) Met de dood van Karel II in 1700 en de daaruit voortvloeiende dreiging van een nieuwe oorlog, werd in 1701 ondermeer het regiment Grisons weer op sterkte gebracht.9) Voor Graubünden -en de Zwitserse kantons- was het uitbreken van de Spaanse successie oorlog een boze droom. Immers, in de coalitie tegen Frankrijk was zowel het katholieke Spanje als de gereformeerde Republiek der Zeven Verenigde Provinciën vertegenwoordigd. Hierbij kwam een sterke Frans gezinde stroming in Graubünden, die de werving van troepen voor de Republiek tegenwerkte. De drie | 172 |
Zwitserse kantons meenden verder een neutrale houding in de Spaanse successie oorlog te moeten innemen, hetgeen eveneens de werving bemoeilijkte.10) De meest markante van de commandanten der Grisons was wel Christoph Schmid de Grünegg. Deze militair werd in 1671 geboren te Ilanz en heeft o.m. rechten gestudeerd te Groningen. Vóór hij in 1693 in krijgsdienst van de Republiek trad, had hij reeds enkele bestuurlijke posten bekleed. In 1706 werd hij regimentscommandant. Naast vele hoogtepunten heeft hij ook dieptepunten gekend: de belegering van Bergen in Henegouwen; in de slag bij Malplaquet -die 500 man kostte- werd hij zwaar gewond (1709). Ook de belegering van Douay vroeg een hoge tol van de Grisons: verlies van 132 man (1710). Schmidt de Grünegg werd in 1719 bevorderd tot brigadier en in 1726 tot generaal-majoor. Hij overleed te Maastricht in 1730 en werd te Ilanz begraven. Het verblijf in en de contacten met de Republiek -de officiersposten waren voor de "adelijke" families in Graubünden een economische noodzaak- hebben wel een stempel op Graubünden gedrukt: de godsdienstige beleving werd verdiept, het transitoverkeer werd bevorderd. Ten gevolge van de Spaanse successie oorlog was de financiële positie van de Republiek verre van rooskleurig. Op 23 april 1714 wordt een hergroepering van de Zwitserse troepen doorgevoerd. Het kort tevoren gesloten tractaat met Bern bepaalt, dat de 24 compagnieën uit Bern ondergebracht worden in drie regimenten of in twee regimenten van elk twaalf compagnieën. In totaal zijn er 38 compagnieën Zwitsers en 2 compagnieën Grisons. Deze vormen de regimenten Albemarle, Maij, Sturler, Chambrier, Mestral en Tscharner. Na overleg met de kolonel-generaal der Zwitsers, de Graaf van Albemarle, wordt besloten dit aantal terug te brengen tot vier regimenten, waarbij de hoofdofficieren Tscharner en Mestral worden ontslagen.11) Op 24 januari 1717 nemen de Staten-Generaal een resolutie aan over de reductie van de strijdkrachten. Tot vermindering van de Zwitsers was al besloten op 29 december 1716.12) Er blijven 30 compagnieën Zwitsers over: twee Bernse regimenten van elk tien compagnieën onder resp. Graaf van Albemarle en brigadier Sturler; het regiment van kolonel Schmid: vijf compagnieën Grisons en het regiment van brigadier Chambrier, vijf compagnieën van andere Zwitserse cantons. Het aantal Zwitserse militairen in Staatse dienst bereikte in 1712 een hoogtepunt: circa 4600 man; daarna werden de aantallen drastisch verminderd, tot in 1718 een absoluut dieptepunt werd bereikt: 1100 man. De Grisons bijvoorbeeld werden in 1717 gereduceerd tot compagnieën van 150 man, welk aantal in korte tijd teruggebracht werd tot 100 man; in 1726 werden deze compagnieën weer op 150 man gebracht. Op 19 april 1721 werd door Hoog Mogenden bepaald voor alle Zwitserse regimenten, dat zij niet meer dan één kapitein-luitenant, luitenant, onder-luitenant of vaandrig -hetzij met of zonder tractement- per compagnie mogen hebben. Op de maandelijkse monsterrol moeten van deze militairen de juiste kwaliteit en leeftijd vermeld worden. De kolonel verleent op nominatie van de kapiteins een commissie aan subalterne officieren.13) Op 9 maart 1728 komt er weer een reorganisatie. De Staten-Generaal bepalen, dat de dertig compagnieën Zwitsers op dezelfde wijze over hun regimenten verdeeld zullen worden, zoals ook de andere regimenten ten dienste van de Republiek samengesteld zijn. Er worden twee regimenten gevormd van 3 bataillons; elk bataillon zal bestaan uit drie compagnieën à 200 man. Twee regimenten zullen bestaan uit elk twee bataillons van elk drie compagnieën.14) Voorts wordt nogmaals verwezen naar de resolutie van 10 juli 1717 waarin bepaald wordt, dat de "compagnieën vacant vallende, zullen blijven geaffectueerd aan officieren van de cantons of plaatsen waarin dezelve tegenwoordig zijn". De aantallen Zwitserse militairen fluctueerden nogal. Zo vond wederom een sterke reductie plaats in 1737 tijdens de Poolse successie oorlog, waar de | 173 |
Republiek buiten bleef.15) Behalve in het leger van de Republiek waren er Zwitsers in Franse dienst; in 1734 waren dat circa 2800 man. Tragisch is dat in de slag bij Malplaquet de Bernse brigadier Maij met zijn "blauwe" Zwitsers stond tegenover de "rode" Zwitsers uit Bern in Franse dienst 16)! Sedert 1737 beschikte het Koninkrijk Sardinië-Piëmont ook over Zwitserse militairen. In 1747 werd het maximum bereikt: 2800 man. Hoewel overeengekomen was, dat de Zwitsers niet "overzee" ingezet zouden worden, werd het Bernse regiment van Jacques Francois de Goumoens naar Schotland gezonden om de opstand van de Jacobieten neer te slaan (1715).17) De Schotse steden Glasgow en Sterling verleenden de Goumoens in 1719 het ereburgerschap. Na de dood van Karel VI breekt de Oostenrijkse successie oorlog uit (1740-1748), waarin de Republiek in 1743 verwikkeld raakt. Omdat de Zwitserse regimenten op sterkte moeten blijven, worden de voorwaarden van 19 april 1713 nogmaals herhaald: de Zwitserse compagnieën -200 man op oorlogssterkte- moeten voor 2/3 uit Zwitsers bestaan. Het restant mag gerecruteerd worden uit Duitsers, soldaten uit Zwaben, Beieren, Oostenrijkers, en lieden uit Saksen. Alleen de Zwitsers vallen onder Zwitserse jurisdictie. Voor de reis naar de Republiek betalen Hoog Mogenden 5 Livres; voor de terugreis: 5 Ecu's.18,19) In verband met de Franse militaire dreiging ten opzichte van de Zuidelijke Nederlanden, worden de barrièresteden en Maastricht versterkt. Daartoe worden twee Bernse compagnieën naar Maastricht gerangeerd onder het regiment van kolonel Sturler, waarheen ook de compagnie van kapitein de Watteville -nu gerangeerd onder Hirzel- gelast zal worden te marcheren. De twee andere Bernse compagnieën worden gerangeerd onder het regiment van kolonel Constant, in garnizoen te Doornik; de resterende compagnieën uit Bern worden gerangeerd onder het regiment Hirzel in garnizoen te Meenen, terwijl de twee compagnieën Grisons gerangeerd worden onder het regiment Salis, in garnizoen te Yperen.20) Inmiddels wordt een nieuw regiment te Bern -tien compagnieën sterk- aangeworven. De commissies voor de tien kapiteins van deze compagnieën zullen, evenals die van kapitein Sprecher, opvolger van luitenant-kolonel Schmid, allen gedateerd worden op 4 april 1741.21) Tussen Hoog Mogenden en de Zwitserse cantons ontstaan af en toe irritaties. Eén daarvan betreft de opvolging van kapitein Daniel Noë de Gumoins in het regiment van generaal-majoor de Constant Rebecque. Op 25 november 1743 wordt bij missive van Schout, Grote en Kleine Raad van Bern, in die plaats benoemd Gottlieb Maij, oudste kapitein-luitenant in het regiment van brigadier de Sturler. Hoewel de gang van zaken niet in overeenstemming is met de overeenkomst tussen Bern en Hoog Mogenden, wordt deze benoeming toch door de Staten-Generaal geaccepteerd.22) Op 4 mei 1744 dreigt een herhaling van deze commissie. Nu wordt door Bern de kapitein-luitenant Aalbregt Herrmann, uit het regiment van generaal-majoor de Constant Rebecque, aanbevolen als opvolger van kapitein Beat Lodewijck Maij in het regiment de Sturler. Krachtens het tractaat van Bern, moet bij een vacature van een compagnie, de opvolger in hetzelfde Bernse regiment gezocht worden. Derhalve verzoeken Hoog Mogenden om kapitein-luitenant Thorman als kapitein over de vacante compagnie aan te stellen.23) Sigismund Gros de Trevelin, 2e kapitein, aangesteld door het canton Bern, in het regiment de Constant Rebecque, maakt Hoog Mogenden er op attent, dat hij 22 jaar trouwe dienst heeft verleend. In de slag van Fontenoij had hij de positie van majoor bekleed en hij zou in de zomer van 1746 majoor worden over de resterende Zwitsers die nu te Maastricht gelegerd zijn. Doordat Maij opgeschoven is, komt diens majoorsplaats vrij en verzoekt hij om op die plaats benoemd te worden. Als Hoog Mogenden de oudste kapitein -Crousaz- willen benoemen, verzoekt hij als 2e majoor aangesteld te mogen worden, zoals op 8 september 1706 het geval was met de tegenwoordige brigadier de Sturler. Hoog Mogenden beslissen dat, zo lang de Zwitserse regimenten uit drie bataillons zullen bestaan, een tweede | 174 |
majoor aangesteld zal worden. Deze tweede majoors zijn: Sigismund Gros de Trevelin in het regiment van de Constant Rebecque, Frederick Tscharner in het regiment van brigadier de Sturler, en L. Bouquet in het regiment van kolonel Planta.24) Tegen de aanstelling van Gros de Trevelin wordt geprotesteerd door Benedict des Champs, oudste kapitein in het regiment de Constant Rebecque; Benedict des Champs bezit een grotere ancienniteit! Hij verzoekt om tot derde majoor of majoor-titulair aangesteld te mogen worden en zal op zijn kosten een tweede kapitein-luitenant en een vaandrig boven de sterkte bij zijn compagnie aanstellen. Dit verzoek wordt door Hooge Mogenden op 25 augustus 1746 ingewilligd, maar zij stellen, dat het in dit speciale geval een hoge uitzondering vormt25)! Zo is ook de aanstelling van kapitein L. Bouquet -die geen Grison is- als tweede majoor in het regiment Grisons van Planta, een hoge uitzondering en het zal nimmer als precedent gebruikt kunnen worden. De overeenkomst tussen Graubünden en Hoog Mogenden van 19 april 1713 zal volledig gerespecteerd worden.26) Per 1 januari 1747 wordt besloten iedere compagnie Zwitsers met vijf man te verminderen. In plaats daarvan wordt een onder-luitenant aangesteld op f 50,== Hollands per maand per compagnie.27) Bij de verdediging van Brussel hebben de regimenten de Sturler en Constant grote verliezen geleden. Op 16 februari 1747 verdween de helft van de manschappen in Franse krijgsgevangenschap, terwijl daarnaast grote verliezen aan gewonden en gesneuvelden vallen te vermelden. Dit alles heeft geleid tot de oprichting van het derde regiment uit Bern, waartoe al in 1741 besloten was. Dit regiment werd geplaatst onder het commando van Abraham de Graffenried. Op 6 januari 1748 wordt te Zürich een overeenkomst aangegaan met kolonel Budé over de oprichting van een regiment Zwitsers, bestaande uit acht compagnieën verdeeld over twee bataillons. Dit regiment zal gelegerd worden te Nijmegen en wordt geplaatst onder het operbevel van de Prins van Oranje.28) Het aanstellen van een onder-luitenant boven de sterkte per compagnie voor de regimenten: Constant Rebecque, Sturler en Planta, waartoe op 1 januari 1747 besloten werd, wordt per 2 december 1748 ingetrokken. De reduktie met vijf man blijft, behalve als de sterkte per compagnie teruggelopen is tot 150 man. Dan worden deze vijf man wederom aangevuld, die bij in diensttreding twee maanden soldij bekomen.29) Te Gorinchem zijn twee Zwitserse militairen uit het bataillon van kapitein Stockar de Neufforn -in garnizoen aldaar- gearresteerd wegens diefstal en ingesloten in de stadsgevangenis. Hoog Mogenden bepalen op 14 maart 1748 dat ze berecht zullen worden door de Zwitserse krijgsraad.30) De aantallen Zwitserse militairen in de strijdmacht der Republiek bereikte in 1748 een absoluut hoogtepunt: 7300 man. Daarna daalde dit aantal sterk. De sterkte der compagnieën wordt teruggebracht tot 100 man, waardoor er te veel wapens zijn. Deze wapens: snaphanen met bajonet, kunnen -mits in goede staat- worden ingeleverd bij de commiezen van 's Lands magazijnen, tegen f 8,== per stuk. De wapeninspectie wordt uitgevoerd onder leiding van de eerst aangewezende officier der artillerie.31) In het laatste kwart van de achttiende eeuw stegen de aantallen Zwitsers weer, tot in 1785 een hoogtepunt bereikt werd: 4300 man. Bij het beëindigen van de deelname aan het leger in 1796 waren er nog 3500. In de Franse strijdmacht werd de Zwitserse aanwezigheid beëindigd in 1788; in Sardinië-Piëmont in 1797. Aangeworven soldaten die spijt kregen zich te hebben laten aanwerven, probeerden zich vrij te kopen. Deze vindt men vermeld in de "Manualen des Rekrutenkammers", in totaal 41 stuks. Behalve forse straffen op desertie en dienstweigering, valt ook nog de pensionering te vermelden. Op 12 juni 1750 garanderen Hoog Mogenden de pensioenen voor de officieren van de Zwitsers van Budé en van de zes compagnieën van Chambrier, volgens de resolu | 175 |
tie van 25 april 1749.32) Op papier was dit alles heel fraai, maar de praktijk was toch wel iets anders. In 1750 ontvingen 44 militairen een pensioenbrief; in 1796 waren er 106 waardeloze, niet-inwisselbare pensioenbrieven, uitgegeven door de Bataafse Republiek. De Zwitsers hadden voor circa 20% deel uitgemaakt van het leger van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Na het ontstaan van de Eenheidsstaat in 1813, werden opnieuw verdragen gesloten met 18 van de 24 Zwitserse cantons, voldoende voor de werving van vier infanterie regimenten. De eerste capitulatie was die met Bern (14 september 1814): 20 compagnieën, verdeeld over twee bataillons, tesamen 2005 man. Deze capitulatie werd gevolgd door die met Zürich (19 oktober 1814), Graubünden (27 oktober 1814), de R.K. cantons: Schwyz, Niderwalden, Zug Luzern, Uri, Solothurn en Tessin (29 maart 1815). De looptijd van alle capitulaties was bepaald op 25 jaar, doch deze vier regimenten -met de nummers 29 t/m 32- werden op 31 december 1829 ontbonden. Aan de Tiendaagse Veldtocht in 1831 hebben dus geen Zwitserse troepen deelgenomen. Volgens de opvatting van Willi Pfister zou de splitsing van het Koninkrijk der Nederlanden in 1839 een gevolg zijn van het ontbreken van de Zwitserse troepen in het Nederlandse leger; een opvatting die slechts een kern van waarheid bevat.33) Na de voortijdige beëindiging van de capitulaties met de Zwitserse cantons, telden de Nederlandse strijdkrachten toch nog Zwitsers in de gelederen. Franz Viktor von Wattewijl alias Francois Victor de Watteville, geboren te Bern, wonende te Leiden, majoor-kwartiermeester van het 5e regiment infanterie, verwerft op 21 december 1850 de Nederlandse nationaliteit.34) Ook valt te vermelden de naturalisatie van drie naamdragers de Constant Rebecque, allen geboren te Berlijn en wonende te 's-Gravenhage: Théodore Guillaume Thierry Victor Baron de Constant Rebecque, majoor bij de Generale Staf en adjudant des Konings; Charles Théodore Jean, Baron de Constant Rebecque, geen beroep vermeld; en Willem, Baron de Constant Rebecque, luitenant ter zee, le klasse.35) Voorts is een aantal Zwitsers vertrokken naar het voormalige Nederlands-Indië, zoals nakomelingen van de Sturler. | 176 |
Noten | |
1. | Ten Raa, Het Staatse Leger, II folio 168, 317; IV folio 253; V folio 553, 560; VI folio 227. |
2. | Amersfoort, Koning en Kanton, dissertatie Leiden 1988. |
3. | Pfister, Willy, Aargauer in fremden Kriegsdienst, Band 2, Reihe: Beiträge zur Aargauer Geschichte, Aarau 1984. |
4. | De Waldenzen, volgelingen van Peter Waldes, gestorven in 1217 te Lyon, vormden een religieuze secte. Zij werden op het Concilie van Verona (1184) veroordeeld. Na vervolging door de Inquisitie waren ze bijna uitgeroeid. Zij verspreidden zich over Noord-Italië en sloten zich in de zestiende eeuw aan bij de Reformatie. |
5. | Bundi, Martin, Bündner Kriegsdienste in Holland um 1700, Chur 1972. |
6. | Deze predikant diende de Graubündner troepen één jaar als veldprediker. |
7. | Le vrede van Rijswijk was het einde van de Negenjarige Oorlog (1688-1697), waarin tegenover elkaar stonden: Frankrijk ter eenre, en Engeland, de Republiek, de Duitse keizer, Spanje en Brandenburg ter andere zijde. Deze oorlog werd gevoerd om de Franse expansiezucht in te dammen. |
8. | Canton Waadt (fr.: Canton de Vaud) heeft tot hoofdstad Lausanne. |
9. | De Spaanse Successie Oorlog woedde van 1702-1713. De kinderloos overleden Karel II had zijn bezit vermaakt aan de tweede kleinzoon van Louis XIV. Hierdoor werd het Europese evenwicht verstoord! Bij de vrede van 1714 verkreeg Oostenrijk de Zuidelijke Nederlanden 10|Een belangrijke rol speelde in dezen de vrouw van de reeds eerder vermelde luitenant-generaal der Zwitsers, Johann Peter Stupa, een nicht van de Franse minister Colbert! |
11. | Groot Placaatboek V folio 213. |
12. | Groot Placaatboek V folio 259. |
13. | Commissie = Aanstelling, zie Groot Placaatboek VI folio 92. |
14. | Groot Placaatboek VI folio 160. |
15. | De Poolse Successie Oorlog was opnieuw het gevolg van de tegenstelling: Bourbon - Habsburg. De door Karel VI verworven gebieden in Italië vielen weer aan Spanje toe; Lotharingen kwam aan Frankrijk; Silezië ging verloren bij de Vrede van Weenen (1738). |
16. | De kleuren slaan op de uitmonstering van deze troepen. |
17. | De aanhangers van de r.k. Engelse koning Jacobus II (1633-1701). |
18. | Groot Placaatboek VII folio 257. |
19. | 3 Livres = 1 Ecu. |
20. | Groot Placaatboek VII folio 181. |
21. | Groot Placaatboek VII folio 186. |
22. | Groot Placaatboek VII folio 233. |
23. | Groot Placaatboek VII folio 243. |
24. | Groot Placaatboek VII folio 291. |
25. | Groot Placaatboek VII folio 293 |
26. | Groot Placaatboek VII folio 297. |
27. | Groot Placaatboek VII folio 309. |
28. | Groot Placaatboek VII folio 343. |
29. | Groot Placaatboek VII folio 386. |
30. | Groot Placaatboek VII folio 347. |
31. | Groot Placaatboek VII folio 437. |
32. | Groot Placaatboek VII folio 447. |
33. | Uijterschout, I.L., Beknopt overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit de Nederlandsche Krijgsgeschiedenis van 1568 tot heden (1935), Culemborg 1935. |
34. | Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 77 (1850). |
35. | Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 83,84,85 (1850). |